Dit monumentale werk is zijn meest spectaculaire: het is 2,58 meter hoog en 4,31 meter breed. Om het werk te maken, moest Ensor het gedeelte van het doek dat hij zou beschilderen aan de muur spijkeren terwijl de rest op de grond bleef liggen. Hij ging te werk met beide kanten van zijn borstel en gebruikte ook paletmessen en spatels, waardoor het niet vreemd is dat het doek wordt beschouwd als een voorloper van het expressionisme. Ensor wilde de Intocht tonen op de salon van Les XX, maar de kunstbeweging, die hij mee had opgericht, weigerde. Hij bewaarde het dan maar in zijn woonkamer in Oostende. In 1929 kreeg het grote publiek het doek voor het eerst te zien op een tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten. Later is het verkocht aan het Paul Gettymuseum in Los Angeles.
