Neoclassicisme wordt gekenmerkt door helderheid van vorm, sobere kleuren en onderwerpen ontleend aan de kunst en cultuur van het oude Griekenland en Rome. De stijl werd al snel in heel Europa populair, mede door de “grand tour” die jonge aristocraten ondernamen om hun klassieke opleiding te voltooien en waarbij ze Parijs, Venetië, Florence en Rome bezochten. In 1789 stond Frankrijk aan de vooravond van zijn eerste revolutie en de neoclassicisten wilden hun patriottische gevoelens tot uiting brengen. Ze vonden dat kunst serieus moest zijn en hadden meer waardering voor tekenkunst dan schilderkunst. Het ultieme doel waren gladde contouren en schilderen zonder zichtbare penseelstreken. Zowel de schilder- als beeldhouwkunst straalde rust en ingetogenheid uit en richtte zich op heroïsche onderwerpen, waarin zelfopoffering en nationalisme een belangrijke rol speelden.