Vorige week was ik in Scheveningen om de tentoonstelling “Henry Moore Vorm en Materiaal” te zien in Museum Beelden aan Zee. De Engelse beeldhouwer is een van de belangrijkste kunstenaars van de twintigste eeuw. Hij ontwikkelde een unieke, karakteristieke vormentaal balancerend tussen figuratie en abstractie die hem uiteindelijk wereldberoemd zou maken. Virtuositeit en een ambachtelijke behandeling van het materiaal waren onder meer kwaliteiten van de “niet westerse” beeldhouwkunst die Moore in de jaren twintig uitvoerig in het British Museum in Londen bestudeerde. Hij voelde zich mede tot deze werken aangetrokken omdat ze niet behoorden tot de traditionele westerse canon zoals die op de kunstacademies wed onderwezen.